Home » Columns » Sofietje

Sofietje

hongerkindje“Mam”.. zei het zevenjarige knulletje tegen zijn moeder die in de woonkamer bezig was. “Ja, jochie, vertel eens” antwoordde ze. Hij keek haar met een vragend gezicht aan en zette zijn lippen aan tot bewegen. Hij was die middag thuisgekomen van school en had van klasgenootjes en vriendjes in hogere groepen iets gehoord wat hem bezig hield. “Mam” herhaalde hij “hoe ging dat vroeger in de oorlog over Joose mensen die in een oven gebakken moesten worden?”  Zijn moeder keek op van haar strijkgoed en nam haar krullebol met grote verbaasde ogen op van top tot teen.

Hij was er de hele dag al mee aan het puzzelen geweest. Wie er over begonnen was wist hij niet meer, misschien was het zijn kameraadje Ko geweest maar zo ineens ging het verhaal rond dat in de oorlog mensen in een gasoven gebakken werden, Joose mensen.

Wat dat voor soort mensen waren, daar kon hij zich er helemaal niets bij voorstellen. Hij kende maar één soort en Joose, nee.. misschien waren die wel dik of hadden ze groen haar of dikke voeten en flaporen of zo, lilliputters of iets anders, net als de Bibbelebonsemensen.

Een oven, ja, dat kende hij wel. Zijn moeder had ook een oven in de keuken staan, daar bakte ze elke week van die heerlijke tweekleuren koekjes in of soms een cake of ook wel eens een rollade. Zo’n oven met een glasplaat in het deurtje zodat je naar binnen kon kijken en kon zien hoe de cake boven het blik uit kwam en bruingebrand openscheurde in het midden. Op de buitenkant van de deur, net onder de greep, stonden twee zilveren mannetjes die samen een emmertje tussen zich in droegen. Het was een witte, een ETNA.

En dáár moesten dan Joose mensen in? .. dat kon toch niet, dat was toch veel te heet? Dan verbrandden ze zich toch? In zijn kleinkinderbrein vormden zich wonderlijke oplossingen. Een écht mens was er veel te groot voor, die paste daar nooit in dus bedacht hij dat Joose mensen veel kleiner moesten zijn zodat ze makkelijk in de oven pasten. Hij bedacht ook dat ze al een beetje bruin van zichzelf waren zodat ze dus maar heel eventjes in de oven hoefden voordat ze gaar waren, een paar tellen of zo, ‘ping, erin en eruit’, dan deden ze zich niet zeer en waren ze – net als mama’s cake – klaar en gaar gebakken.

Hij keek omhoog en verwachtingsvol naar zijn moeder. “Weet je” zei ze tegen hem… “dáár weet ik te weinig van, dat is het verhaal van de Joden. De Nederlandse oorlogsgeschiedenis, dáár weet ik je veel meer van te vertellen, dat is het verhaal van de honger. Nederlanders hebben honger gehad in de oorlog en er zijn duizenden mensen dood gegaan omdat er geen eten was en door ziektes. Ook ik heb honger gehad, net als je oudste broer en je twee oudste zusjes. Sofietje, de jongste, die heeft het niet gered, die is dood gegaan door honger en ziekte”.

De laatste woorden komen gesmoord en gebroken uit haar mond terwijl ze haar hoofd omdraait. Hij ziet hoe haar schouders schokken, ze huilt. Hij loopt naar haar toe, legt zijn beide armpjes om haar middel en klemt zijn hoofd tegen haar rok.. “mam”..