“Nog een paar nachtjes slapen dan is het 11 november, dan is het weer Sint Maarten. Dan mag je met lichtjes langs de deur lopen, liedjes zingen en krijg je daarvoor wat lekkers om te snoepen. Vandaag gaan we een lampion maken” sprak de juf van een basisschool tegen haar kindjes. In de groep zat een meisje dat met haar ouders als vluchteling naar ons land gekomen was. Als haar mede klasgenootjes was ze ijverig aan het plakken en kleuren geslagen en een mooie lampion was het resultaat. “Je kunt hem versieren door er gaatjes in te prikken waardoor straks het licht door naar buiten schijnt van het lampje, doe je best en maak maar wat moois”. Het donkerharige meisje was enthousiast aan het prikken maar toen ze klaar was en tevreden met haar werkstukje naar de juf toe liep keek ze heel verbaasd. “Wat doe je nou” zei ze een beetje boos “waarom prik je die rare vorm daar nu in?” en ze wees naar het rechtsdraaiende hakenkruis. “Dat mag helemaal niet, dat kan niet, waarom doe je zo raar”? – Verschrikt keek het meisje naar de juf, “vind u het niet mooi? mag dat niet? In ons land is het een gelukkig teken, is dat hier niet zo?” vroeg ze met een zacht stemmetje…